Extreme wijnbouw (deel 1)

Het verlanglijstje voor de locatie van een wijngaard is erg lang: ligging tussen de 40ste en 50ste breedtegraad, goede drainage, niet te veel neerslag in het groeiseizoen, een lage kans op vorst tijdens de bloei, niet te veel en niet te weinig zon(intensiteit), geen voedingsrijke bodem, aanwezigheid van water diep in de bodem, een lekker verschil tussen dag en nachttemperaturen tijdens het groeiseizoen, niet te vochtig, een winter met temperaturen onder de 10 graden, niet al te lange periodes van hitte tijdens het groeiseizoen, etc.

Natuurlijk is men al blij in de wijngaard als aan een groot deel van dit lijstje wordt voldaan en de ‘schade’ beperkt is voor de overige items. En op de meeste bekende plaatsen van wijnbouw is dat ook het geval. Er zijn echter ook wijngaarden op plekken waar de omstandigheden nogal anders zijn dan wat het verlanglijstje aangeeft. Wij noemen dat: extreme wijnbouw.

Geen 40ste maar 25ste breedtegraad

Het zuidelijkste deel van het vasteland van Spanje ligt zo rond de 37ste breedtegraad. Stel we nemen de afstand Belgisch-Franse grens tot aan Zuid-Spanje, en we gaan vanuit Zuid-Spanje nog eens zo’n zelfde afstand naar het zuiden. Dan zitten we in Algerije, midden in de Sahara, niet ver Mali, rond de 25ste graad noorderbreedte. Hier is natuurlijk geen wijnbouw mogelijk. In Zuid-Amerika vinden we op deze breedtegraad (25⁰ ZB) echter wel wijngaarden. Bijvoorbeeld in de provincie Salta in Argentinië. Het klimaat is woestijnachtig: heel droog en heel warm. Door een combinatie van factoren kunnen er toch kwaliteitswijnen worden gemaakt. De belangrijkste is de mogelijkheid om wijngaarden op grote hoogte aan te planten.

Salta ligt bij het Andesgebergte en de wijngaarden zijn doorgaans aangelegd op hoogtes van boven de 2.000 meter op een zanderige, rotsachtige bodem (vaak tussen de cactussen). Er is zelfs een wijngaard die boven de 3.000 meter is aangeplant. De hoogte tempert de hitte en zorgt voor een groot verschil tussen dag en nacht temperaturen. Hierdoor rijpen de druiven niet te snel en bouwen ze zuren op. Dit voorkomt een logge wijnstijl. Het zonlicht is natuurlijk wel heel sterk (hoge UV). Dit vereist een dikke schil van de druif. Doordat in deze regio al honderden jaren aan wijnbouw wordt gedaan hebben de gebruikte rassen zich aangepast aan de omstandigheden en een dikkere schil ontwikkeld. De droogte kan worden ondervangen door irrigatie, wat weer mogelijk wordt gemaakt door smeltwater van de Andes.


Een mooi evenwicht dus, waarin de extremen die normaliter de mogelijkheden voor wijnbouw tegengaan worden gecompenseerd door de aanwezigheid van gunstige factoren. De wijnen uit Salta staan zeer goed aangeschreven. Voor rode wijnen staat natuurlijk de malbec aangeplant maar daarnaast vind je er ook syrah en cabernet sauvignon. De druiven worden goed rijp onder deze omstandigheden, met veel kleur, een hoog potentieel alcoholpercentage, en stevige maar wel ronde tannines: ferme rode wijnen dus. Voor witte wijn wordt vooral de zeer aromatische Torrontés gebruikt. Die geeft een frisse, enorm expressieve wijn met aroma’s van bloemen, druiven en lychees.

Veel te veel wind: Muurtjes en mandjes in een apocalyptisch vulkaanlandschap

De bodem op het eiland Lanzarote (Canarische eilanden, ter hoogte van Marokko) is vulkanisch en ziet er gitzwart uit vanwege het aan de oppervlakte gestolde lava. De ligging is flink zuidelijk, rond de 30ste breedtegraad, en hier brengt de wind in combinatie met de ligging midden op zee de voor wijnbouw benodigde verkoeling. Het waait daar echter wel weer heel hard en zo ongeveer 24/7. Dat leidt dan weer tot het probleem dat ondanks de enorm zuidelijke ligging, de druif te veel gekoeld wordt en niet meer goed rijpt. Daarnaast zorgt de wind ervoor dat de bladeren continu in beweging zijn waardoor er te weinig beschutting tegen het felle zonlicht is.

Wat doe je dan als je toch wijn wil verbouwen/drinken en je honderden kilometers van meer gunstig gelegen wijnbouw gebieden vandaan bent? Je graaft kuilen in de vulkaangrond, je plant 1 wijnstok per kuil en bouwt nog een stenen muurtje bij elke kuil op de kant waar de wind doorgaans vandaan komt. De beschutting in combinatie met de lava-bodem en het felle zonlicht zorgen dan voor voldoende warmte. Wel enorm bewerkelijk natuurlijk: de kuil ingaan, plant snoeien/oogsten, kuil uitkruipen en op naar de volgende kuil. Het leidt in ieder geval tot een uniek apocalyptisch wijnlandschap (waar je ook heerlijk door kan (race)fietsen). De wijnproductie is zeker niet klein en heeft een prima kwaliteit (meestal van de Malvasia-druif), maar het valt te begrijpen dat met deze bewerkelijke productiewijze de kosten van exporteren/transporteren er ook niet nog eens bij kunnen. De wijn blijft dan ook doorgaans voor lokale consumptie op het eiland zelf.  


Ook op het Griekse Santorini is veel te veel wind. Hier worden geen kuilen gegraven maar wordt de wijnstok tegen de wind beschermd door het meerjarig hout ('de takken') van de wijnstok in de vorm van een mandje te geleiden. De druiven groeien dan beschut aan de binnenkant.


Er zijn nog veel plaatsen waar extreme wijnbouw voorkomt. In deel 2 (en wellicht deel 3) van deze blog zullen we er een aantal bespreken.